Atlantic Wall

Evarist Ganzelever
0 reactie(s)

19999Hoewel ik me na ieder bezoek telkens voorneem dat het de laatste keer is dat ze me aan de Belgische kust hebben kunnen spotten, slenterde ik vorige week terug langsheen het "betonnen gordijn".
Zomer en wat spreekt er dan meer tot de verbeelding bij mijn te gast zijnde buitenlandse vrienden dan een uitstapje naar de garnalenzee?
Dit temeer omdat ze wonen in een berggebied, zo'n 850 kilometer verwijderd van de dichtstbijzijnde zee.

Voor enkele euro's parkeerde ik mijn mobiele koelbox in het verlengde van de E34 - Knokke station - om van daaruit met de kusttram verder te railen.
Knokke-Heist, Zeebrugge, met Blankenberge als eerste stop.
Het Belle Epoque Center en de pier stonden daar op het programma.
Mijn gasten maakten me er discreet attent op dat Knokke wel een heel grote badplaats te noemen is!
Vanuit hun perspectief gezien geraakten we gewoonweg de stad niet uit, de tram bleef maar sporen langsheen een bouwlint van blokkendozen en brokken industriële bedrijvigheid.

Wie zei er iets over de kortetermijnvisie van onze beleidsmakers?
Het tegendeel liet zich hier verankeren in beton.
Ons vaderland wapende zich tegen de opwarming van de aarde, een stijging van de zeespiegel.
Het binnenland kan op zijn twee oren verder blijven slapen, de dijk is zo goed als klaar.
De luttele gaten die deze appartementenmuur nog telt, kunnen, mits een klassieke gewestplanwijziging, sowieso tamelijk snel opgevuld worden.
Het esthetische aspect van de zaak - tevens mijn eeuwige wrevel - raakt blijkbaar het overgrote deel van de bevolking niet of nauwelijks.
Een drukte die dicht in de buurt kwam van een eerste soldendag in de Gentse Veldstraat, vertelde me dat smaken al eens verschillen.
Flaneren in de schaduw van een verticale verkaveling, een naar binnen en buiten kijken.
Om de vijfendertig meter dezelfde menu uitgestald zien en identieke T-shirts als trossen bananen zien wapperen als vlaggen die een goedkope lading dekken.

De weinige keren dat ik de bewuste badplaatsen aandoe, zijn er telkens verantwoordelijk voor dat ik bijna depressief word van deze artificiële betonwoestijn met residentiële namen.
Ik ervaar deze verminking als zijnde van dezelfde orde als deze zoals men omgaat met het Braziliaanse regenwoud.
Het is op termijn niet alleen moedermoord, maar tevens zelfmoord van de mensheid.
Men zaagt de tak af waarop men zit.
Krijgen we aan het nageslacht uitgelegd dat dit alles noodzakelijk was om de mens op te tillen naar hetgeen ze beschaving noemen?
Of zal datzelfde nageslacht zelf zijn conclusies trekken na het puinruimen?